Recensie: Een soort Hades van Theater Utrecht /Thibaud Delpeut

●●●○○

 

EEN SOORT HADES

THEATER UTRECHT / THIBAUD DELPEUT



Door RiRo, gezien 24 november 2015

Lars Norén schreef Een soort Hades in 1994 op verzoek van de Zweedse televisie. De tv-serie duurde bij elkaar zo'n zeven uur. Dankzij de goede contacten die vertaler Karst Woudstra had met Norén, kon Gerardjan Rijnders Een soort Hades in 1997 als toneelstuk op het podium brengen. Nu, in 2015, maakt Thibaud Delpeut zijn ongeveer drie uur durende interpretatie van die toneelversie. 

Norén's stuk speelt zich af in een psychiatrische kliniek waar patiënten wachten, zomaar wat met elkaar kletsen, ineens over hun (vaak seksueel getinte) trauma's beginnen te vertellen, roken, tv-kijken, gedichten schrijven, computerspelletjes doen, en zich (proberen te) verhangen.

De openingsscène, met een hele goede Peter Blok als voortdurend pratende leraar klassieke talen die het spoor behoorlijk bijster is, en de zwijgzame voormalige archivaris Titus Muizelaar, is memorabel. En zo zijn er meer. Vlak voor de pauze bijvoorbeeld. Nu is het de door haar man misbruikte oversekste vrouw van een architect (Astrid van Eck) die maar praat en praat tegen de vooral non-verbaal tegenspel biedende monteur (Guy Clemens), die zich eigenlijk liever bezig houdt met het zich met behulp van de verpleger (Joost Bolt) herinneren welke films hij ook alweer heeft gezien.

En er zijn meer heel goede scènes. Maar ook een aantal duidelijk mindere. Het is voor mij lastig te bepalen of het bij die mindere scènes aan de tekst van Norén ligt, aan de net iets mindere acteurs bij die scènes, of aan de regie. Hoewel, het blijft natuurlijk de verantwoordelijkheid van de regisseur om wel of niet rigoureuzer te schrappen dan hij oorspronkelijk van plan was.

Thibaud Delpeut kiest voor een nogal realistische aanpak. Met één keer een goed geslaagd uitstapje naar het surrealisme in de scène over de in de kliniek opgebloeide relatie tussen een aidspatiënt (Vincent van der Valk) en een erg verwarde erudiete vrouw (Wendell Jaspers). 

Andere eenmalige uitstapjes zijn er ook. Maar die zijn puur stilistisch. Waarbij ik me afvraag wat de zin daarvan is, of wat de functie ervan is. Waarom éénmalig het gebruik van een camera voor een close-up als Vincent van de Valk een wat al te decentrale plaats opzoekt (iets wat hij net zo goed niet had kunnen doen)? Waarom één keer een dans (bij het dekken van de tafel)? Terwijl er een danser bij de spelers zit (Jesse Mensah) en je die vorm dus vaker zou kunnen inzetten? En waarom eigenlijk dat publiek links en rechts op het podium?

Vergelijken met de versie van Gerardjan Rijnders kan ik niet, want die heb ik niet gezien. Maar er dringen zich tijdens de voorstelling twee andere vergelijkingen bij me op. Die met Stad der Blinden (naar de roman van José Saramago), de vorige regie van Delpeut. Al was het maar omdat er, als ik goed heb geteld, zes van de twaalf acteurs van Een soort Hades ook al in Stad der Blinden van de partij waren. Maar vooral natuurlijk omdat dat stuk ook ging over een groep mensen waar de maatschappij de handen vanaf trekt. Blijkbaar is dat een thematiek die Delpeut erg fascineert.

Maar ik moest ook sterk denken aan Vader van Peeping Tom. Ook een verhaal over een groep mensen die buiten de maatschappij is geplaatst, in dat geval in een bejaardentehuis. Ook een voorstelling met een realistisch toneelbeeld en als basis realistisch spel. Maar bij Peeping Tom worden surrealisme en dans niet incidenteel ingezet. Integendeel, daar dienen ze om het schrijnende verhaal nog meer scherpte te geven. En dat mis ik toch in de regie van Delpeut. 

Zijn regie is uiterst vakkundig, maar blijft erg in het cerebrale domein. Terwijl ik me kan voorstellen dat wat meer durf om daar uit te stappen, om ook andere middelen in te zetten om bij het gevoel van het publiek te komen, niet alleen een boeiende, maar ook aangrijpende voorstelling zou hebben opgeleverd.

Ga voor de speellijst en voor meer informatie naar:  Theater Utrecht

Geen opmerkingen:

Een reactie posten